Nanomaterialen onder de Biocidenverordening

Nanomaterialen zijn chemische stoffen of materialen die op zeer kleine schaal worden vervaardigd en gebruikt. Hun structuur varieert van circa 1 tot 100 nm in ten minste één dimensie.

Nanomaterialen hebben unieke en meer uitgesproken eigenschappen vergeleken met hetzelfde materiaal zonder nanoschaalkenmerken. Daardoor kunnen de fysisch-chemische eigenschappen van nanomaterialen verschillen van die van de bulkstof of deeltjes die groter zijn.

Nanotechnologie breidt zich snel uit. Er is al een groot aantal producten met nanomaterialen op de Europese markt (bv. batterijen, coatings, antibacteriële kleding, cosmetica, voedselproducten). Nanomaterialen bieden technische en commerciële kansen, maar kunnen ook risico's voor het milieu opleveren en zorgen baren voor de gezondheid en veiligheid van mens en dier.

 

 

De Biocidenverordening kent specifieke bepalingen voor nanomaterialen. De bepalingen gelden voor producten en stoffen die voldoen aan de in de Biocidenverordening gedefinieerde criteria. Deze definities zijn gebaseerd op de aanbeveling van de Commissie over de definitie van nanomaterialen.
 
Deze bepalingen gelden voor actieve en niet-actieve stoffen met de volgende eigenschappen:
  • 50% of meer van de deeltjes heeft een grootte van 1-100 nm in ten minste één dimensie
  • Deeltjes zijn in ongebonden staat of zijn een aggregaat of agglomeraat
De Commissie kan deze definitie afhankelijk van de technische en wetenschappelijke vooruitgang aanpassen en kan ook op verzoek van een lidstaat een besluit aannemen of een specifieke stof een nanomateriaal is.
 
Volgens de BPR omvat het goedkeuren van de actieve stof niet de nanovorm van de actieve stof, tenzij dit expliciet wordt genoemd. Er dient voor nanovormen van actieve stoffen meestal een apart dossier met alle gegevenseisen te worden opgesteld.
 
Er dient een aparte risicobeoordeling te worden uitgevoerd als de nanovorm van de actieve en niet-actieve stoffen in een biocide wordt gebruikt. Het etiket van het biocide dient de naam van elk nanomateriaal te noemen, gevolgd door het woord "nano" tussen haakjes. Producten die nanomaterialen bevatten zijn uitgesloten van de vereenvoudigde autorisatieprocedure.
 

Toezicht en rapportage 

Lidstaten dienen elke vijf jaar te rapporteren over de implementatie van de BPR. De rapportage dient informatie te omvatten over het gebruik van nanomaterialen in biociden en de vastgestelde mogelijke risico's. Rapporten dienen uiterlijk op 30 juni van het relevante jaar bij de Commissie te worden ingediend en gaan over de periode tot 31 december van het jaar voorafgaand aan het indienen.