Aanpassingen

Een aanpassing van een standaardinformatievereiste houdt in dat u in plaats van de vereiste specifieke informatie een motivering geeft voor het gebruik van andere beschikbare informatie. Uw motivering moet ofwel gebaseerd zijn op algemene regels zoals uiteengezet in bijlage XI bij REACH, ofwel op specifieke regels voor elke informatievereiste, zoals beschreven in kolom 2 van bijlagen VII tot en met X.

 

Ga als volgt te werk om informatievereisten aan te passen:
  • Volg de algemene en specifieke regels voor aanpassingen in het kader van REACH en pas ze toe.
  • Verwijs naar de desbetreffende regels en geef een duidelijke motivering.
  • Als u bijvoorbeeld een voorspelling op basis van een kwantitatief structuur-activiteitrelatiemodel (QSAR) verstrekt, dient u te verwijzen naar de regels in punt 1.3 van bijlage XI bij REACH en deze regels te volgen. Als u een read-across-benadering verstrekt, dient u te verwijzen naar de regels in punt 1.5 van bijlage XI bij REACH en deze regels te volgen. Deze overwegingen gelden voor alle QSAR- of read-across-voorspellingen, met inbegrip van voorspellingen die zijn opgesteld met behulp van de QSAR Toolbox van de OESO.

 

Motiveer en documenteer uw aanpassing naar behoren
  • De informatie die door middel van een aanpassing wordt verstrekt, moet even betrouwbaar zijn als de informatie die zou zijn gegenereerd met behulp van de test die vereist is om aan het informatievereiste te voldoen.
  • Zorg ervoor dat de resultaten van uw aanpassing geschikt zijn voor classificatie en etikettering evenals voor risicobeoordeling. Als dat niet het geval is, verwerpt ECHA uw aanpassing.
  • Sommige aanpassingen worden nooit aanvaard. Zo zijn bij ECHA momenteel geen in-vitromethoden of QSAR-modellen bekend waarmee op betrouwbare wijze hogere eindpunten kunnen worden voorspeld, bijvoorbeeld voor onderzoek naar toxiciteit bij herhaalde toediening, carcinogeniteit, ontwikkelings- of voortplantingstoxiciteit.
  • ECHA kan alleen de in uw registratiedossier opgenomen informatie beoordelen. Dit betekent dat u voor elke informatiebron een eindpuntonderzoeksverslag nodig hebt met een onderzoekssamenvatting dan wel een uitgebreide onderzoekssamenvatting. Dit geldt ook voor berekende of voorspelde waarden.
  • Als ECHA uw aanpassing niet aanvaardt, ontvangt u een besluit. In dit besluit wordt uitgelegd waarom de aanpassing is afgewezen en wordt u verzocht om binnen een bepaalde termijn een standaardtest uit te voeren en in te dienen.
  • Ga na of u de afgewezen aanpassing kunt verbeteren of een nieuwe geldige aanpassing kunt indienen waarin de in het besluit van ECHA vermelde tekortkomingen verholpen zijn. Als u hier niet binnen de gestelde termijn toe in staat bent, moet u de standaardtest uitvoeren zoals voorgeschreven in het besluit.

 

Kwalitatieve of kwantitatieve structuur-activiteitrelatiemodellen – ((Q)SAR-benaderingen)
  • U kunt alleen op gegevens van computermodellen vertrouwen als u ervoor kunt zorgen dat het model wetenschappelijk geldig is, uw stof binnen het toepassingsgebied van het model valt en de voorspelling geschikt is voor het desbetreffende wettelijke eindpunt. Met het oog op een onafhankelijke beoordeling van de gegevens moet u de desbetreffende documentatie in uw dossier opnemen. Als er niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, verwerpt ECHA uw aanpassing.

 

Read-across-benaderingen
  • U dient aan te tonen dat uw geregistreerde stof (de doelstof) waarschijnlijk (eco)toxicologische eigenschappen heeft die vergelijkbaar zijn met die van de stoffen waarop u een read-across-benadering baseert (de bronstoffen). Vervolgens moet u eigenschappen van de doelstof voorspellen op basis van onderzoeksresultaten met betrekking tot de bronstoffen.

Stel de structurele vergelijkbaarheid vast:

  • Om de read-across-benadering te kunnen toepassen moet u aantonen dat de doel- en bronstoffen structureel vergelijkbaar zijn. Rapporteer de samenstelling van uw stof en het beschikbare testmateriaal.
  • Verstrek gedetailleerde gegevens over de stofidentiteit en analytische gegevens, zowel voor de doel- als voor de bronstoffen.
  • Om structurele vergelijkbaarheid vast te stellen voor stoffen met verscheidene bestanddelen en stoffen met een onbekende of variabele samenstelling, complexe reactieproducten of biologische materialen (UVCB-stoffen) moet u ook de verschillen en overeenkomsten tussen de bestanddelen van de doel- en bronstoffen toelichten, dat wil zeggen de identiteit en de concentratie van deze bestanddelen alsook de variabiliteit van de concentratie van deze bestanddelen. Het resultaat moet worden vergeleken met de doel- en bronstoffen.
  • Dit omvat details over de samenstelling van eigenlijke testmaterialen die worden gebruikt in studies met bronstoffen. Het effect van deze verschillen op de voorspelling van gevaarlijke eigenschappen moet eveneens worden uitgelegd.
  • Als het technisch onmogelijk of praktisch niet haalbaar is om alle bestanddelen van UVCB-stoffen te identificeren en te kwantificeren, moet u andere technieken overwegen om de kwantitatieve en kwalitatieve vergelijking van de samenstellingen tussen de doel- en de bronstoffen te ramen. De kans dat uw read-across-aanpassing wordt aanvaard is groter als u kunt aantonen dat u inspanningen hebt geleverd om dit te bereiken.

Definieer de groep of categorie:

  • Identificeer de groep stoffen duidelijk – definieer inclusie- en exclusiecriteria als u een categorie stoffen samenstelt.

Verstrek een hypothese voor de voorspelling van eigenschappen:

  • Een read-across-aanpassing kan alleen worden aanvaard als u een geloofwaardige read-across-hypothese verstrekt met een deugdelijke onderbouwing en betrouwbare gegevens voor elk eindpunt.
  • Als uw hypothese gebaseerd is op vergelijkbaarheid door (bio)transformatie, moet u bijvoorbeeld gegevens over toxicokinetiek of metabolisme verstrekken.
  • Als uw hypothese gebaseerd is op structurele overeenkomsten die tot vergelijkbare eigenschappen leiden, dient u te beschikken over betrouwbare en relevante gegevens over de lagere eindpunten voor zowel bron- als doelstoffen om uw hypothese en de mogelijkheid om te voorspellen te bevestigen. Dit is mogelijk door middel van overbruggingsgegevens, bijvoorbeeld uit de in bijlage VII of VIII genoemde informatievereisten.

Voorspel de eigenschappen van de doelstof:

  • Beschrijf structurele overeenkomsten en verschillen tussen de doel- en bronstoffen. Leg uit hoe structurele verschillen al dan niet van invloed kunnen zijn op de voorspelde eigenschappen van de doelstof. Onderbouw claims met bewijs.
  • Lever een gegevensmatrix met alle beschikbare (fysisch-chemische en (eco)toxicologische) informatie aan om eigenschappen beter te kunnen vergelijken en onbekende eigenschappen beter te kunnen voorspellen.
  • Wees realistisch in uw analyse van de lacunes in de gegevens. De onderzoeken die u gebruikt als brongegevens voor de read-across moeten betrouwbaar zijn en toereikend voor de informatievereiste.
  • Onderbouw uw hypothese met informatie die het mogelijk maakt de doelstof rechtstreeks te vergelijken met de bronstof. Gevallen waarbij geen informatie over experimentele gevaren voor de doelstof wordt verstrekt, worden meestal afgewezen.
  • U moet vergelijkbare informatie verstrekken voor elk eindpunt: bijvoorbeeld gegevens over toxiciteit bij herhaalde toediening ondersteunen niet noodzakelijkerwijs voortplantings- of ontwikkelingstoxiciteit. Read-across is gewoonlijk eindpuntspecifiek.
  • U dient uit te leggen waarom de eigenschappen van de doelstoffen kunnen worden voorspeld op basis van de andere stoffen in de groep. Leg uit van welke trends u gebruikmaakt om uw voorspellingen te ondersteunen, waaronder alle inconsistenties en de gevolgen daarvan voor uw voorspelling.
  • Verstrek uitgebreide onderzoekssamenvattingen voor ieder gebruikt brononderzoek ter onderbouwing van de read-across.
  • Gebruik de read-across-beoordelingsstructuur (read-across assessment framework, RAAF) van ECHA om te controleren of uw read-across-aanpassing robuust en volledig is.
  • U kunt op gegevens van structureel vergelijkbare/analoge stoffen vertrouwen als u rechtmatige toegang hebt tot de onderzoeksverslagen en andere relevante gegevens die met deze stoffen zijn gegenereerd.
  • Pas de voorspelling van gevaren toe op de doelstof: classificeer en implementeer risicobeheersmaatregelen op basis van de voorspelling.

 

Op bewijskracht gebaseerde aanpassingen
  • U hebt gedocumenteerde rechtvaardiging nodig over waarom de informatiebronnen een conclusie verstrekken over de in overweging genomen informatievereiste:
    • In principe kan elke informatie deel uitmaken van bewijskracht. Het gewicht (de bijdrage) van een individuele informatiebron hangt af van de relevantie ervan voor het eindpunt in kwestie en van de betrouwbaarheid ervan.
    • Relevantie is de mate waarin de gegevens en tests gepast zij, d.w.z. of de informatie volledig betrouwbaar is, welke bijdrage ze levert aan de algemene conclusie over de in overweging genomen informatievereiste.
    • Betrouwbaarheid is de mate waarin de informatie correct is, d.w.z. de inherente kwaliteit van de informatie. Ze houdt nauw verband met de testmethode die wordt gebruikt om de gegevens te genereren.
  • Read-across-benaderingen kunnen worden gebruikt als onderdeel van een op bewijskracht gebaseerde aanpassing. U moet een betrouwbare voorspelling vanuit de bronstof aantonen om te laten zien dat de informatie relevant is. Hiervoor is een read-across-rechtvaardiging vereist en die moet de principes van de RAAF volgen.
  • (Q)SAR-informatie kan worden gebruikt als onderdeel van een op bewijskracht gebaseerde aanpassing als ze naar behoren gedocumenteerd is en de stof binnen het toepassingsgebied van het gebruikte model valt.
  • Een op bewijskracht gebaseerde aanpassing moet bestaan uit ten minste twee relevante en betrouwbare informatiebronnen.
  • Alle op bewijskracht gebaseerde aanpassingen worden beoordeeld en gebenchmarkt tegen de informatie die normaal gezien zou zijn verkregen uit een studie die wordt uitgevoerd om aan deze informatievereiste te voldoen.
    • Volledigheid is de mate waarin de beschikbare informatiebronnen de gegevens bestrijken die zouden zijn verkregen uit een studie die normaal gezien wordt uitgevoerd om aan deze informatievereiste te voldoen, d.w.z. een vergelijking tussen cruciale parameters die worden bestreken door de informatiebronnen en de cruciale parameters die worden bestreken door het richtsnoer inzake de benchmarktest.
  • In de op bewijskracht gebaseerde rechtvaardiging moeten zowel de relevantie en betrouwbaarheid van elke individuele informatiebron als de volledigheid van de informatie aan bod komen.
  • ECHA kan alleen de in uw registratiedossier opgenomen informatie beoordelen. Dit betekent dat u voor elke informatiebron een eindpuntonderzoeksverslag nodig hebt met een onderzoekssamenvatting of een uitgebreide onderzoekssamenvatting. Dit geldt ook voor berekende of voorspelde waarden.

 

Aanpassingen op basis van blootstelling
  • Onderzoek overeenkomstig de punten 8.6 en 8.7 van bijlage VIII en overeenkomstig de bijlagen IX en X mag op basis van de in het chemische veiligheidsrapport ontwikkelde blootstellingsscenario’s achterwege worden gelaten. Ter onderbouwing van een aanpassing op basis van blootstelling dient u blootstellingsscenario’s in het CSR op te nemen. Dit geldt zelfs wanneer de blootstellingsscenario’s volgens de huidige indeling van de stof niet verplicht zijn.
  • Er moet een adequate rechtvaardiging en documentatie worden ingediend. De rechtvaardiging dient te worden gebaseerd op een grondige en strenge beoordeling van de blootstelling volgens punt 5 van bijlage I.
  • Op grond van bijlage XI 3.2, punt a), is een kwantitatieve blootstellingsbeoordeling vereist. Om ervoor te zorgen dat de aanpassing aanvaardbaar is, moet op basis van de beschikbare testgegevens een DNEL (Derived No Effect Level – afgeleide dosis zonder effect) voor de desbetreffende stof kunnen worden afgeleid die toereikend is voor de risicobeoordeling. Bij het afleiden van de DNEL moet volledig rekening worden gehouden met de toegenomen onzekerheid als gevolg van het weglaten van de vereiste informatie (d.w.z. door extra onzekerheidsfactoren toe te passen). Het is niet mogelijk om op basis van de DNEL die is afgeleid van een onderzoek van 28 dagen naar subchronische toxiciteit, af te zien van het onderzoek van 90 dagen naar subchronische toxiciteit. Het is ook niet mogelijk om op basis van de DNEL die is afgeleid van een screeningsonderzoek naar voortplantingstoxiciteit, af te zien van het uitgebreide onderzoek naar voortplantingstoxiciteit met één generatie of de onderzoeken naar prenatale ontwikkelingstoxiciteit.